Hoe herstel begint bij erkenning

Hoe de toeslagenaffaire een gezin uit elkaar speelde en hoe herstel toch langzaam mogelijk werd; dit is het verhaal van Cleaske (47) uit Purmerend. ‘Herstel begint bij erkenning.’

“Yesterday is history, tomorrow is a mystery, today is a present.” Het is een van de lijfspreuken van Cleaske. Een spreuk die haar houvast biedt. “Ik moet in het hier en nu leven, want het verleden is te tragisch en mijn herstel is nog steeds geen appeltje-eitje. Ik vind mezelf terug, maar als je zo diep hebt gezeten als ik, gaat herstel heel langzaam.”

De eerste blauwe envelop die haar leven totaal veranderde, viel in 2009 op de mat. De Belastingdienst eiste ruim twintigduizend euro aan kinderopvangtoeslag terug. Een vergissing, dacht Cleaske. Ze belde, mailde en belde opnieuw. Ontelbaar vaak. Maar de brieven bleven komen, de gesprekken en mailtjes leverden niets op, en de schuld groeide. “Twintigduizend werd vijftigduizend. Vijftig werd vijfenzeventig.”

Zorgzaam

Met elke euro verdween een stukje van haar leven. Een leven dat eigenlijk voor die brieven van de Belastingdienst heel gewoon was. Voor de toeslagenaffaire was Cleaske een zorgzame ouder, partner, werknemer en vrijwilliger. “Ik werkte in de logistiek en had daarvoor zestien jaar in de horeca gezeten. Ik woonde lange tijd op Ameland, was getrouwd en had twee kinderen. Na mijn scheiding kreeg ik kort een andere relatie en daarna ontmoette ik Suzan. Samen met haar ben ik verhuisd en stichtten we een nieuw gezin; we kregen twee kinderen. We hadden een koophuis en beiden een baan. We waren een gewoon, normaal gezin. Ons leven was op orde.”

In 2007 breidde het prille gezin uit door verdrietige omstandigheden. De eerste vrouw van Cleaske overleed aan borstkanker en hun twee kinderen, een jongen en een meisje van zes en drie jaar oud, kwamen bij haar en Suzan wonen. “Op haar sterfbed heeft hun moeder aan Suzan gevraagd of ze ook voor deze kinderen wilde zorgen. Daar heeft ze ja op gezegd. We zijn getrouwd, zodat mijn eerste vrouw nog kon meemaken dat haar kinderen onderdeel werden van mijn nieuwe gezin.”

‘Ik moest mezelf terugvinden, voordat ik mijn kinderen iets kon bieden’

Misverstand

Twee kinderen erbij die net hun moeder waren verloren, was pittig. “Maar het ging best goed als samengesteld gezin. Ze gingen naar school en naar de opvang. Met veel liefde wilden we dit zo goed mogelijk doen. We hadden een groot netwerk en kregen best veel hulp. Ik was verder actief, ging naar de bridgeclub en Suzan sprak af met haar vriendinnen. Eigenlijk was alles normaal, totdat …”

Cleaske is een tijd stil.

Het woord totdat luidt het moment in dat alles anders werd. Het moment dat de blauwe brieven op de deurmat vielen. “Je denkt: het is een misverstand. Dus je belt, mailt en belt nog duizend keer. Telefoontjes die tot op de dag van vandaag niet terug te vinden zijn in de dossiers, maar waarin we zeiden: ‘Het klopt niet, help ons’. Achteraf, met alles wat ik nu weet, weet ik dat wij aangevinkt werden als fraudeur omdat we van nul euro toeslag naar een maximale toeslag gingen. Dat was gebeurd omdat er plots twee kinderen bij ons in huis waren komen wonen, maar om dat goed uit te leggen is nooit gelukt.”

‘Ik was een wandelende traumabom’

Tachtig

Door de enorme bedragen die ze moesten terugbetalen, viel vanaf 2009 hun leven razendsnel in duizend stukken uit elkaar. “Het is ongelooflijk hoe snel je als gezin in armoede vervalt. Zonder toeslag konden de kinderen niet naar de opvang. Suzan stopte daarom met werken en ik ging juist veel meer werken. Maar ik kon er niet tegenop werken. Het moment dat we geen geld meer hadden om te eten, bereikten we razendsnel. Zelfs voor een postzegel op de rouwkaart van mijn oma was geen geld.”

De stress vrat haar op en Cleaske raakte verslaafd aan alcohol en medicijnen. “Ik werkte tachtig uur per week, was emotioneel afwezig en soms agressief. Ik kreeg hartklachten en psychoses. Veilig Thuis werd ingeschakeld, regelmatig zat ik op het politiebureau voor woede-uitbarstingen. En toen kwam Jeugdzorg, ze plaatsen de twee oudste kinderen uit huis. In de jaren daarna kregen we nooit antwoord op de vraag: Wat moeten we doen om ze terug te krijgen? We zouden ongeschikt zijn, terwijl onze andere twee kinderen wel thuis mochten wonen. Alleen daaruit bleek al: dit klopte niet. Maar antwoorden kregen we niet.”

“We vroegen hulp, maar werden langzaam maar zeker steeds verder uitgekleed. Eén gezin, één plan, was de slogan. Voor ons was het: één gemeente, één rampenplan. Onze bewindvoerder was goed, maar kon op een gegeven moment niets meer doen. We vroegen om hulp en tips, maar er werd alleen maar gekeken naar wat er niet goed ging. En als je dat lang genoeg meemaakt, ga je zelf ook geloven dat je niets waard bent. Ik was een wandelende traumabom.”

‘Ik wilde niets liever dan weer een stabiel leven en contact hebben met mijn kinderen’

Op straat

In een paar jaar tijd verloor Cleaske alles wat ze had opgebouwd: haar gezin, haar huis en haar zelfvertrouwen. “Ik werd uit het gezag ontheven en voelde mij geen ouder meer.” Cleaske en Suzan scheidden, waardoor ze ook geen huis meer had. “Ik leefde op straat, met twee tassen kleding. Ik had alles verloren wat ik kon verliezen.”

In de jaren die verstreken werd duidelijk dat Cleaske een erkend gedupeerde ouder van de toeslagenaffaire was. Toen ze een brief kreeg van het ministerie en daarin las over het Ondersteuningsteam, besloot ze contact op te nemen met het team. “Ik wilde niets liever dan weer een stabiel leven en contact hebben met mijn kinderen. Ik hoopte dat het Ondersteuningsteam me, ondanks mijn wantrouwen, kon helpen.”

Mezelf terugvinden

Voordat er gewerkt kon worden aan contactherstel met haar kinderen, besloot ze samen met haar procesbegeleider Francien van het Ondersteuningsteam dat er iets anders moest gebeuren: werken aan haar eigen herstel. “Ik moest mezelf terugvinden, voordat ik mijn kinderen iets kon bieden. Ik was een wrak geworden. Met vallen en opstaan, ben ik met hulp van verslavingszorg, clean geworden. Ik ben nu bijna drie jaar clean en heb weer een woning. Ik ging me langzaam weer een mens voelen. Hoewel: bij elke officiële brief die ik krijg, gaat mijn hartslag omhoog.”

Het contactherstel met de kinderen, waarvan de oudsten inmiddels volwassen zijn, komt ook langzaam van de grond. “Morgen gaat een van hen met me mee naar AZ, waar ik vrijwilliger ben in het medisch team. Het is niet zoals het had moeten zijn, maar toch bouwen we langzaamaan een goede band.” Ze voelt steeds iets meer veerkracht en er groeit weer hoop. “Ik hoop dat ik een trotse moeder kan worden, met een baan, een huis en een auto.”

‘Elk mens verdient de kans om opnieuw te beginnen’

Blijven zoeken naar herstel

Cleaske weet dat haar verhaal geen uitzondering is. Het is een verhaal dat ze met veel lotgenoten deelt. “Onze verhalen laten zien wat er gebeurt als je ouders niet meer ziet als mensen, maar als dossiers. Als je niet luistert, maar oordeelt. Ik hoop dat het systeem leert van de toeslagenouders. Dat we samen blijven zoeken naar herstel, ook als het moeilijk is. Ik heb daarin zelf ook iets te leren, namelijk dat niet elke hulpverlener verkeerd is. Maar makkelijk is dat niet. Mijn incasseringsvermogen was helemaal weg, ik was te beschadigd.”

“Mijn verhaal laat dus zien hoe snel een gezin kan ontsporen als systemen falen, maar ook hoe belangrijk het is om te blijven kijken naar de mens achter het dossier. Hoe herstel begint bij erkenning. En bovenal: elk mens verdient de kans om opnieuw te beginnen.”

Cleaske is nog steeds bezig met de financiële afwikkeling van de toeslagenaffaire als gedupeerde. “Pas als ik straks dat boek kan dichtdoen, begint mijn leven weer. Maar toch voel ik me steeds meer mens. Soms denk ik zelfs: ik ben er bijna.”