“Ik leef omdat ik elke dag wakker word.” Dat is wat ze tegen haar procesbegeleidster zei. De wens die ze uitsprak was: “Ik zou zo graag willen léven nu ik nog leef”.
Door de opgebouwde schulden was deze moeder al jaren dakloos en verbleef ze in een opvang; met haar jongste kind. Haar oudste twee zijn vele jaren terug, door de omstandigheden waar ze in verkeerde door de toeslagenaffaire, uit huis geplaatst. Met haar middelste kind heeft ze geen contact meer. Met de oudste af en toe.
Met haar procesbegeleidster gaat ze aan de slag om eerst een woning te vinden. En dat lukt. Inmiddels woont ze in een fijn huurhuis. Haar eigen plek. Een plek waar ook ruimte is voor haar andere kinderen. Veel is al geregeld en ze is van al haar schulden af. Nu is er rust. Toch kan ze er niet van genieten.
“Er is zoveel gebeurd. De angst zit in mijn lijf. Ik ben continue alert. Als ik niet bezig ben, komen de muren op me af.”
Ze vraagt aan haar procesbegeleidster of ze haar daar ook mee kan helpen. Zij is de enige die ze vertrouwt. Ze spreken af dat ze samen gaan zoeken naar een trauma-therapeut waar ze zich fijn bij voelt en dat ze in de tussentijd met elkaar blijven optrekken.
Bij het afscheid nemen zegt ze: “Van binnen ben ik gebroken en af en toe heb ik een kruk nodig om overeind te blijven; net als bij iemand met een gebroken been. Tot ik geheeld ben.”