7 minuten)
Sanne Hillebrand werkte zeventien jaar bij de Raad voor de Kinderbescherming toen ze de overstap maakte naar het Ondersteuningsteam. “Als we mensen terugbrengen tot een probleem, zie je de ander alleen maar in een context van ellende en niet de veelzijdige en kleurrijke kanten. En juist daar zit de potentie voor groei en oplossingen.”
Intense armoede, diepe sporen van wantrouwen en inefficiënte samenwerking in de keten: dit is wat de zorgprofessionals in het Ondersteuningsteam aantroffen toen zij startten met hun opdracht. Het zorgde voor twijfel aan alles wat zij dachten te weten en te kunnen doen in de jeugdzorg. Het team, dat bestond uit diverse ervaren professionals, wist één ding zeker: het moest anders. Maar hoe? Pas op het moment dat zij deze vraag durfde te stellen en zichzelf toe stonden om te twijfelen, werd duidelijk wat er veranderd kon worden in benadering, houding, denkpatronen en werkwijzes om ouders en kinderen beter te ondersteunen. Juist door die twijfel wist het team doorbraken te forceren in vastgelopen processen en contactherstel in gezinnen. Wat zijn die twijfelmomenten die het werk en aanpak deden kantelen?
Volgens welk ander inzicht ben jij de laatste jaren gaan werken?
“Problemen hebben we allemaal, maar we zijn zoveel meer dan dat. Als je je alleen richt op wat er aan de oppervlakte ligt en geen aandacht hebt voor onderliggende drijfveren en niet echt luistert naar wat voor ouders belangrijk is, kan je geen contact maken. Sterker nog: je kunt schade toebrengen.”
Kun je een voorbeeld geven dat er extra schade ontstaat als je je alleen richt op een probleem?
“Ik was als procesbegeleider betrokken bij een jongen die met spoed uit zijn gezinshuis weg moest. Hij is direct in de crisisopvang geplaatst, op een groep voor veel oudere kinderen, waar hij zich niet veilig voelde. Zonder voorbereiding mocht hij een paar dagen logeren bij zijn moeder. Toen hij daar vervolgens weg moest, werd het een drama. Hij wilde zijn moeder niet loslaten, want hij vond geborgenheid bij haar. Zijn moeder vond het enorm ingewikkeld haar kind te dwingen terug te gaan naar een plek waar hij zich niet veilig voelde, al was dat conform de afspraak met de GI. De gezinsvoogd verhardde: de moeder hield zich niet aan de afspraak en ze had meer te doen, er waren nog twintig gezinnen die aandacht nodig hadden. Ondertussen werd zelfs de inzet van de politie een optie om de jongen weg te halen. Sindsdien is er geen enkel logeermoment meer geweest. Als procesbegeleider keek ik van afstand naar deze situatie en dacht: de gezinsvoogd doet niets fout en handhaaft alle afspraken. Maar doordat je harder en harder wordt, wordt ook de restschade groter en groter. ”
Verharding kan leiden tot meer schade?
“Ja. Als raadsonderzoeker zou ik me heel goed hebben kunnen vinden in deze handelswijze, omdat ik vooral de buitenkant en het directe probleem zag. Terwijl, als je een stap terug zou doen en de moeder niet als probleem ziet, je ontdekt dat het hier om een kind en een ouder gaat die gestraft worden omdat ze veiligheid zoeken bij elkaar. Als je verder kijkt dan naar het gedrag en de situatie, zie je hun drijfveren en intenties. En die zijn bijna altijd goed.”
Ging je, ondanks al je ervaring, ánders werken bij het Ondersteuningsteam doordat je twijfelde aan werkwijzes en procedures?
“Ja. Toen ik bij de Raad werkte, gingen de gesprekken altijd over de problemen. Niet over wat mensen drijft en welke waarden voor hen belangrijk zijn. Ondanks dat ik echt geïnteresseerd was in de ouders tegenover me en ze wilde begrijpen, waren ze boven alles hun probleem. Dit is niet gek, want het ging om situaties met vaak ernstige veiligheidsissues. Maar het doet wat met de mensen waar je naar kijkt. Wat er veranderd is, is dat ik nu veel meer de gelaagdheid en reflectiemogelijkheden van ouders zie.”
Maar iedere professional probeert zich te focussen op het positieve, toch?
“Je probeert het wel, maar het is bijzonder lastig. Want het uitgangspunt zijn de problemen en de veiligheidsissues. Daar handel je naar en daar word je ook op afgerekend.”
Maar ouders of jongeren die jeugdzorg krijgen, hébben toch ook problemen?
“Onlangs sprak ik een ouder met vreselijke problemen. Toen ik wegging, zei ik: ‘Ik wens je een mooie dag.’ Ze schoot helemaal vol. ‘Dat zegt nooit iemand tegen me’, zei ze geëmotioneerd. ‘Niemand wenst me ooit een fijne dag.’ Dat maakte me zo verdrietig. Als we mensen terugbrengen tot een probleem, zie je de ander alleen maar in een context van ellende en niet de veelzijdige en kleurrijke kanten. Je kunt die zwaarte benadrukken, maar ook kiezen voor de lichtheid. En in de lichtheid zit de potentie voor groei en oplossingen.”
Ben je nu een hippie-jeugdzorgprofessional?
“Haha, nee. Het is namelijk een pittige afslag die je neemt. Je moet constant twijfelen aan wat je waarneemt en nieuwsgierig zijn. Als de ouder agressief is, of vreselijk onhandige dingen doet, is het niet makkelijk om verbinding te zoeken en te zien dat ondanks alles die persoon ook zorgzaam en liefdevol is. Die verzachting en verbinding voelen, is niet altijd comfortabel. Zien is dus iets anders kijken. Maar alleen als je de ander ziet als volwaardig, ontstaat echt contact.”
Elke zorgprofessional zal zeggen dat hij of zij mensen wil zien als mens.
“Klopt, maar het gebeurt te weinig. We vallen te makkelijk in de valkuil om de wereld te zien als zwart-wit. In de snelheid en drukte wordt er niet stilgestaan bij wat jouw gedrag voor de ander betekent en welke impact het heeft. We stellen weinig vragen, omdat we vaak wel denken te weten hoe het zit. We stellen vragen ter bevestiging van waar we naar op zoek zijn. Hiermee laat je onbewust andere kanten onbelicht en onbenut. Hiermee doe je onvoldoende recht aan de ander. Die houding dat je niet twijfelt en relatief snel oordeelt, geeft comfort. Zo kun je de complexe werkelijkheid uit de weg gaan.”
Toch moest jij bij de Raad óók de positieve kanten en krachten van een ouder beschrijven.
“Klopt. Maar het probleem van de ouders heeft de focus in het onderzoek. Dáár moet het advies over worden gegeven. Dan hebben woorden over krachten en sterke kanten onvoldoende effect en gewicht.”
Als je niet uitgaat van het probleem van een ouder, wat zeg je dan tegen een ouder met veel problemen?
“‘Hoe gaat het met je?’ Of: ‘Wat houdt je bezig?’ Tja, het lijkt simpel … Maar vanuit die vragen kom je vanzelf op de behoeften en vragen van ouders. Als je jezelf afschermt, want ik had best een muur om mij heen, wordt daar vaak op gereageerd vanuit wantrouwen, achterdocht en angst. Door oprecht en eerlijk te zijn en bijvoorbeeld te vragen hoe de ander het contact ervaart, creëer je ruimte en komt er meer openheid. Maar ook ik maak fouten hoor, pak dingen onhandig aan en twijfel of ik wel het goede doe. Er komen hele mooie gesprekken als je hier open over kunt zijn. Je komt er achter dat veel ouders, ondanks alles wat ze wensen en willen, exact weten wat ze hebben op te lossen. Het zelfinzicht en reflectieve vermogen is er wel, ook als ze het niet hardop uitspreken. Dat hoef je er als professional niet keer op keer in te wrijven.”
Wat zou je de Sanne van tien jaar geleden willen leren?
“Durf je eigen demonen aan te kijken en kwetsbaar te zijn, voordat je stiekem te hard en ongevoelig wordt. In de verzachting zitten de antwoorden die je niet ziet als je alleen naar het probleem kijkt. Ga zorgvuldig en oprecht met elkaar om. Wees benieuwd en geïnteresseerd omdat je zeker weet dat je heel veel niet weet.”
In de serie Twijfel als krachtig gereedschap voor doorbraken verschenen eerder:
Sandra Schaap: ‘Hulp is pas hulp als het als hulp wordt ervaren.‘
Gijs Haanschoten ‘Onrust, maar ook onzekerheid, hoort bij herstel’
Nora Akachar: ‘Als ouder start je op 1-0 achterstand en eindig je (soms) op 10-0 achter’
Jan-Pieter Meijer: ‘Als je perspectief kantelt, zul je verrast zijn door het uitzicht’
Sanne Hillebrand: ‘Ik kom niet voor jouw problemen, ik kom voor jou’
Pauline Beijersbergen: ‘Ik ga er niet over.” Dat klopt. Maar samen gaan we er wél over’
Nicoline den Ouden & José Vianen: ‘Hulp is niet altijd helpend, veranderen bleek mogelijk’